Jurriaan Benschop houdt van kijken naar de weeffouten van onze wereld

Jurriaan Benschop houdt van kijken naar de weeffouten van onze wereld

Jurriaan Benschop, ‘Waarom een schilderij werkt’ 4 out of 5 stars

Nogal wat kunstboeken laten zich herleiden tot prijzige instructielectuur. De potentiële kijkervaring van een schilderij wordt erin gereduceerd tot het afvinken van stijlkenmerken. Eenmaal alles mooi schematisch verklaard is, kan de kijker op zoek naar een volgend visueel equivalent van het kruiswoordraadsel. Wat zich niet onmiddellijk laat verklaren, kan toch niet de moeite zijn?

Jurriaan Benschop (1963) schrijft relatief beknopte essaybundels over kunst. Soortgenoten zijn Bernard Dewulf, Roland Jooris of Hans den Hartog Jager. Schrijvers die wars van snelle sentimenten een zoektocht aanvatten om een persoonlijke betekenis te verschaffen aan een schilderij. Daarbij blijven ze weg van esthetische termen die geregeld kunstessays transformeren in enigmatische teksten.

Buiten de gevestigde canon

In deze nieuwe bundel neemt Benschop de lezer op sleeptouw doorheen het werk van o.a. Paula Rego, Lara de Moor of Helmut Federle. Namen die zich bevinden buiten de gevestigde kunstcanon of wat daarvoor dient door te gaan. Benschop kiest daarbij voor een gefragmenteerde, compacte aanpak.

Uit het werk van een kunstenaar kiest hij een beperkt aantal werken, waaruit hij een artistieke kern destilleert. De lezer krijgt geen klip en klare duiding aangereikt, eerder ontvangt zij/hij een aantal mogelijke strategieën om het werk van bijvoorbeeld Marc Truijillo te bekijken.

Truijillos werk typeert zich – op het eerste zicht – als banaal. Klanten die in een supermarket rondwandelen, een fastfoodmaaltijd of een tankstation bij valavond. Het beeld in het schilderij lijkt zich onmiddellijk te verklaren. Of toch niet? Waar zijn bijvoorbeeld de logo’s gebleven?

Hij wil dat mensen echt kijken, in plaats dat ze via een naam of woord iets identificeren. Hij wil met zijn schilderij een beeld ook niet vastpinnen aan een feitelijke geografische locatie.

Puntig en pertinent

Benschop linkt zijn werk aan dat van Vermeer, een schilder die in de zeventiende eeuw tevens ‘banale’ taferelen schilderde. Wat valt er immers te vertellen over een meisje die melk inschenkt? De Nederlander doet niet enkel pogingen om de lezer/kijker mee te nemen in zijn kijkervaring, maar komt frequent scherp uit de hoek. Bij het werk van Matthew Metzger noteert hij:

Hedendaagse adepten van conceptuele kunst vergeten soms dat het om een historische stroming gaat, zoals impressionisme, kubisme of popart dat ook zijn. […] Als het echt zo zou zijn dat alle kunst conceptueel is geworden, dan zou de kunst ook als een tak van de filosofie kunnen worden beschouwd en zou de uitvoering van een schilderij in veel gevallen overbodig worden. […] Het bijzondere aan een schilderij is nu juist dat een plek is waar het conceptuele kan samenkomen met zintuigelijke kwaliteiten.

Benschops puntige en pertinente schrijfstijl zorgt ervoor dat je veelvuldig zinnen aanstreept met potlood. Omdat je weet dat dit het soort boek is waar je veelvuldig naar terug zal grijpen. We plaatsen ‘Waarom een schilderij werkt’ naast Bernard Dewulfs ‘Bijlichtingen’ (’01) en Roland Jooris’ ‘Geschilderd of geschreven’ (’92). Kleine essaybundels die de lezer zin doen krijgen de beschreven werken te bekijken in een museum. Of beter nog: die de lezer doen stilstaan bij hoe onverbiddelijk noorderlicht is wanneer het neerslaat op een reclamebord van de lokale Pizza Hut.

Related Images: