Vaak archetypisch, minder vaak atypisch: leve de witte rechthoek?

Vaak archetypisch, minder vaak atypisch: leve de witte rechthoek?

Buitengewoon Belgisch Bouwen 6 4 out of 5 stars

Hoe je het ook draait of keert: de ‘Buitengewoon Belgisch Bouwen’-serie is uniek in haar soort, en op elke nieuwe editie wordt fel geanticipeerd. Dat niet zozeer om de essayistiek van het duo auteurs, doch wel op basis van de selectie eengezinswoningen waarmee Grégory Mees en Frank Berckmans op de proppen komen. Wat zij benoemen als ‘innoverend’ en afkomstig van een ‘toparchitect’, blijkt in de volgende jaren dikwijls een zichzelf vervullende profetie. Bureaus die aan de top van het binnenlandse architectenfirmament willen meedingen naar prestigieuze opdrachten, gaan naar verluidt door het vuur om in deze publicatie te belanden.

Een staalkaart van het beste van de Belgische architectuur dus, maar heeft de gemiddelde leek er iets aan? Zeer zeker: de begeleidende teksten van Mees en Berckmans richten zich met name sterk op een publiek dat niet uit professionelen of kenners bestaat. Weliswaar spreken de twee dikwijls in vaktaal voor wat geometrie en materialisatie betreft, zij het steeds op een toegankelijke manier. Net als in de vorige edities is een manco evenwel dat de weliswaar esthetische begeleidende fotografie niet steeds feilloos illustreert wat de tekst benoemt. Ze hebben de redacteurs het hier en daar over een markant detail in of rondom de betreffende woning, dat de lezer-kijker helaas niet te zien krijgt. Het zijn schoonheidsfoutjes waar deze editie niet vrij van is, maar ze temperen het algehele enthousiasme in geen geval.

Frappant is hoezeer het nog steeds strakke en luxueus ogende bouwprojecten zijn die deze publicatie haalden. Schuilt de grootste klasse inderdaad in schaalgrootte en unieke materiaalkeuzes, of kan creativiteit ook anders worden begrepen? Wat dat betreft waren de voorgaande delen van deze serie misschien iets minder voorspelbaar. De hegemonie van witte, rechthoekige volumes, hier en daar met een fris accent, manifesteert zich prominenter dan voorheen, terwijl in het straatbeeld meer en meer alternatieve realisaties opduiken. Meer atypisch, minder archetypisch: het vormt allicht een uitdaging voor de volgende delen.

Commerciële interventies bleken ook in dit zesde deel trouwens onvermijdelijk, maar hun positionering binnen de publicatie sluit goed aan bij de voorgaande of komende projecten, kortom de lezer heeft nooit het gevoel een veredeld reclameboek te doorbladeren met willekeurig gepositioneerde advertenties. Daarvoor zijn de tekstuele bijdrages van Mees en Berckmans hoe dan ook te persoonlijk, al is de opbouw van hun beknopte samenvattingen nogal eenvormig. De conclusie ligt ook vaak voor de hand, met name dat bouwheer en architect met plezier terugkijken op een geslaagde samenwerking. Zou het niet zinvoller zijn als slotformule expliciet te benadrukken waarom het betreffende project precies uit de band springt?

Tot zover de kritische noten, die alleszins niet afdoen aan het belang van deze boekenreeks. Honderden toekomstige bouwheren vinden dankzij Lannoo’s zorvuldig uitgegeven serie hun weg naar een architect die bij hen en hun aanvoelen van wonen past. Meer nog: door de woonbeleving enerzijds te laten zien en er anderzijds conceptueel over te reflecteren in de begeleidende teksten, geven de auteurs als het ware een taal aan wat een lekenpubliek zelf wel of niet zou willen binnen een eigen project.

Zodoende laat ‘Buitengewoon Belgisch Bouwen’ niet alleen het spectrum zien van wat er zoal bestaat aan uiteenlopende toparchitectuur in ons land, maar is het boek ook een gids die leert reflecteren over voorkeuren, over kosten en baten, over de noodzakelijke verstrengeling tussen vorm en functie. Mees en Berckmans hebben geen intellectualistische praatjes nodig om aan te tonen hoezeer gevoel, esthetiek en zuiver ideëel denken elkaar raken binnen de architecturale discipline. Alleen al daarom is dit boek een juweel om te pas en te onpas ter hand te nemen.

Related Images: