Orhan Pamuk en de geschiedenis als een gebroken spiegel

Orhan Pamuk en de geschiedenis als een gebroken spiegel

Orhan Pamuk, ‘De nachten van de pest’ 4 out of 5 stars

Wie Orhan Pamuks (1952) nieuwste roman openslaat, wordt geconfronteerd met de plattegrond van een eiland. Wat zich op een kaart bevindt, krijgt een definitief karakter. Landsgrenzen die in de realiteit niet waarneembaar zijn worden tastbaar via een kaart. Zo is het tevens gesteld met de contouren van Minger: de lezer kan zich een idee vormen van de grootte van het eiland of waar de belangrijkste instituten zich bevinden. Alleen: het eiland bestaat niet.

Net als in eerder werk als ‘Sneeuw’ (’03) vertrekt Pamuk vanuit een relatief kleine gemeenschap om als een seismograaf de schokken te registeren die voortvloeien uit maatschappelijke strubbelingen. In ‘De nachten van de pest’ raakt het eiland Minger in de wurggreep van een pestepidemie. Onvermijdelijk dringt zich een analogie op met de recente pandemie, maar de Turkse auteur had al een stevig aantal pagina’s geschreven toen we wereldwijd getroffen werden door corona.

De pest als voorwendsel

‘De nachten van de pest’ lijkt opgezet als een historische roman. Gezondheidsinspecteur Bonkowski reist per boot af naar Minger, in zijn gezelschap bevindt zich het pasgetrouwd koppel dokter Nuri en Pakazi Sultane. Bonkowski moet – in dienst van het Osmaanse rijk – de geruchten rond een pestepidemie verifiëren en eventuele maatregelen treffen. Daar komt hij niet toe, want al snel wordt de inspecteur omgebracht. Wat meteen de verhoudingen tussen het eiland en het Osmaanse rijk op scherp zet. Een – op het eerste zicht – domino-effect zorgt ervoor dat Minger de onafhankelijkheid uitroept, waarbij de pestepidemie langzamerhand naar de achtergrond verschuift. De pestepidemie blijkt in deze roman slechts een voorwendsel om sluimerende nationale gevoelens te concretiseren.

Oppervlakkig gezien zou je Pamuks nieuwste roman kunnen beschouwen als een allegorie waarin de eeuwige strijd tussen wetenschap en bijgeloof de hoofdrol opeist. Maar daarmee reduceer je deze rijke roman tot een soundbite.

Een matroesjka in romanvorm

De constructie waarop deze roman gestut is, zet het concept historische roman op losse schroeven. In het voorwoord laat Pamuk een historica aan het woord, die zich voorstelt als de ‘schrijver’ van de roman. Om haar verhaal vorm te geven beroept ze zich op de brieven van haar overgrootmoeder Pakazi Sultane. Wat je leest is een matroesjka in romanvorm: een verteller baseert zich op een andere verteller.

Binnen die context is het spel dat Pamuk speelt met het idee natiestaat mateloos fascinerend. We zijn gestopt met het turven van zinnen waarin de vertelster spreekt van historische wendingen. Zelfs de laatste woorden van een stervende commandant worden door de historica geanalyseerd op hun eventuele betekenis voor de nationale geschiedenis van Minger. Dergelijke uitweidingen leveren een komisch effect op. Ze duiken dan ook veelvuldig op in deze roman: ieder nietszeggend detail is immers volgens de vertelster van vitaal belang.

Over een wolk aan de hemel merkte de commandant ook nog op dat die precies dezelfde vorm had als de roos op de Mingerse vlag. Die observatie is van groot belang […] wat ertoe heeft geleid dat wolken een grote rol spelen in het tekenonderwijs, en dat de dag na de sterfdag van de commandant, begin augustus, ieder jaar op het eiland wordt gevierd als de Dag van Wolk en Roos.

Iedere natiestaat wordt geschraagd door gemeenschappelijk gedragen verhalen. De vraag die Pamuk zijdelings opwerpt in ‘De nachten van de pest’ is prikkelend. Bekijken we nationale geschiedenis als een gefixeerde landkaart? Of is geschiedenis steevast een gebroken spiegel die we wisselend lezen?

Related Images: